Geschiedenis


De Academische Rijkunst is een eeuwenoude opleidingsmethode gebaseerd op de geschriften van grootmeesters zoals:​​​​​​​
- Xenophon (5e - 4e E v.C.)
- Antoine de Pluvinel (16e - 17e E)
- François Robichon de La Guérinière (17e - 18e E)
- Gustav Steinbrecht (19e E)

De hedendaagse academische rijkunst heeft tot doel om de kennispoel van deze grootmeesters weer tot leven te brengen. Een opleiding volgens de Academische Rijkunst is gebaseerd op vertrouwen, begrip en kennis. Hierbij wordt er geïnvesteerd in kennis en kunde van de ruiter/ trainer en primeert het fysieke en mentale welzijn van het paard.


Om de herleving van deze aloude kunstvorm te begrijpen duiken we eerst beknopt in de geschiedenis.In de klassieke Academische Rijkunst (verder zullen we de afkorting AR hanteren) kende twee stromingen.


Eerst was er de krijgskunst.

De scholing van een krijgspaard nam ettelijke jaren in beslag. Hij moest immers niet onder de indruk zijn van alle elementen die hij op het slagveld kon tegenkomen; vlaggen, trommels, vuur, gejoel... Daarnaast moest hij vliegensvlug reageren op de minimale hulpen van zijn berijder en moest hij krachtig genoeg zijn om tijdens de lange slagvelden optimaal te kunnen presteren. Het paard was veruit het enige en zeker het handigste vervoersmiddel naar en tijdens de veldslagen, maar ook een uitermate geschikt wapen. Heel wat oefeningen die we nu kennen als onderdeel van de rijkunst kennen een oorsprong op het slagveld. Ze werden gebruikt om de ruiter meer kracht te geven of hem net te beschermen (vb. de térre-à-tèrre), maar ook om plaats te maken tijdens een gevecht (vb. de capriole).

Naast de krijgskunst leidden de oude meesters paarden op tot het hoogste niveau als een vorm van kunst.

Om deze kunst aan de nobellieden te onderrichten werden er academia opgericht. Daar kregen de jongemannen les in de hogeschool rijkunst, dansen, schermen en retorica (uiteraard in het Latijn). De paarden in een academia waren hooggeschoolde leermeesters die uiteraard zeer sterk en soepel dienden te zijn. Een opleiding van zo'n paard nam dan ook ettelijke jaren in beslag.Wanneer een jonge nobelman bij een academia kwam studeren, kreeg hij een zeer ervaren, soepel en sterk paard onder het zadel dat zelfs de hoogste oefeningen met de lichtste hulpen kon uitvoeren.
Zoals in de Klassieke Oudheid, de Middeleeuwen en de Renaissance willen ook wij de oude kunst in leven houden en dat begint bij de vorming van de kunstenaar, de ruiter. De scholing van de ruiter is het eerste en het belangrijkste component om ooit te kunnen komen tot een kunst.

Antoine de Pluvinel somde de opleidingsdoelen van de ruiter op:

  • Zelfstandig denken
  • Aanvoelen
  • Geduld
  • Ervaring
  • Zachtheid


Het is niet voor niets dat hij "zelfstandig denken" als eerste benoemt. Niemand kan immers een doel behalen zonder de kennis van hoe men moet beginnen en wat de volgende stappen kunnen zijn. Daarnaast is het zeer belangrijk om te leren zelfstandig problemen op te lossen. Als deze eerste stap niet wordt bereikt, zal de ruiter altijd louter een recreant blijven en nooit een kunstenaar worden.